Marlon Tielemans

Verhaal aan de Knaal

Marlon Tielemans werkte  lange tijd in het onderwijs. Na zijn docentenopleiding aan de Academie voor Beeldende Vorming begon hij als leraar in het voortgezet onderwijs.

 

 

 

 

 

Verhaal aan de Knaal

Marlon Tielemans.
Hij vertelt graag en luistert goed naar wat ánderen te vertellen hebben. Het liefst schrijft hij iemands verhaal op, want dat vindt hij fijn. Verhalen over mensen dus, want die zijn verdomde interessant. Hij vindt dat elk mens bijzonder is en iets te vertellen
heeft dat de moeite waard is. 

Alex
’Dit klusje kwam ertussendoor’
‘Ik heb liever dat je me bij mijn voornaam noemt,’ antwoordt Alex op
mijn vraag of hij een kantonnier is. ‘Overigens bestaat de term kantonnier niet
meer,’ vult hij aan.
‘Tot eind vorige eeuw was een kantonnier iemand die toezicht hield op de wegen
en sluizen die Rijkswaterstaat in beheer had. Tegenwoordig zijn er nog wel
weginspecteurs in dienst die dat in de gaten houden en de klussen coördineren.
Het werk dat kantonniers voorheen deden is overgenomen door bedrijven
die daarvoor ingehuurd worden.’
Alex is bij zo’n bedrijf werkzaam. Vandaag schept hij waternavel uit het kanaal.
‘Dat is een woekerplant,’ weet Alex, ‘vooral met warm weer tiert hij welig.
Als we het niet uit het water verwijderen, groeit alles dicht. Gelukkig heb ik mijn
maatje Nikos, die me daarbij helpt. ‘Nikos, dat klinkt Grieks,’ zeg ik.
‘Dat is het ook,’ lacht Nikos.
In het water naast sluis 7 zijn nog twee collega’s van Alex en Nikos
in de weer met het uitroeien van het groene gewas. Zij varen in een aluminium bootje,
trekken aan de overkant de plant los en laten die naar de andere twee werklieden drijven.
Die halen de slierten aan de kant. Dat doen ze met een lange stok waar een
gekromde vork aan zit. Met een zwierige beweging takelen ze de smurrie
omhoog en zwiepen die in de aanhanger die op de over staat. Die is intussen al aardig vol.
‘Onze schouwen bekijken de situatie in de Zuid-Willemsvaart,’ weet Alex.
‘Tot bij Schijndel, vanaf daar is ons rayon. De schouwer maakt overal foto’s,
stuurt die naar ons en vermeldt de kilometerpaal erbij. Dan weten we waar we moeten zijn.
Meestal gebeurt dit werk met een boot waar een kraan op staat. Die grijpt de plant en
legt grote hoeveelheden op de kant. Dit klusje kwam er tussendoor.’
Of ik bij Rijkswaterstaat werk, vraagt Alex. ‘Nee hoor,’ zeg ik. ‘Ik ben met
mijn fiets onderweg naar Tilburg, waar ik bij iemand op bezoek ga. ‘Aha,
langs het Wilhelminakanaal, óók mooi,’ lacht Alex. ‘We drinken wel eens
koffie bij de brug in Son en Breugel. Ook daar kennen we de weg.
Vanaf Beek en Donk komen we in Lieshout, Son en Breugel, Best, Oirschot,
Haghorst, Biest-Houtakker en Tilburg. Die route ken jij waarschijnlijk wel.’
Ik bevestig dat. ‘Tot aan de Pius-haven,’ vraag ik. ‘Nee,’ schudt Alex, ‘tot in Oosterhout,
nog een heel stuk verder dus.’
‘Als jullie volgende keer weer hier in de buurt zijn en de gele vlag hangt,
kom dan dáár maar eens naartoe, wijs ik richting het sluiswachtershuisje bij sluis 7.
‘Jullie zijn er hartelijk welkom voor koffie of thee.
Ik heb dat huisje geadopteerd en het is een plek waar iedereen welkom is. Jullie dus zeker!’
Nikos kijkt me aan, zoekt even naar woorden en zegt dan: ‘Klopt!
Ik zag jou daar laatst maar wist niet hoe het zat. Koffie was trouwens toch niet gelukt,
ik had het veel te druk.’ Alex, die even druk was met het ordenen van
de berg groenigheid op de aanhanger, hoort dat. ‘Flauwekul,’ roept hij.
‘Daar moet je tijd voor máken, Nikos!’
 

Marlon Tielemans

 

Olaf
‘Ik woonde hier in het paradijs’
Olaf Kerkhof is de zoon van Theo Kerkhof, de voormalige sluiswachter van sluis 7.
Samen met zijn twee jongere broers groeide hij op naast het kanaal.
Zijn vader was een groot deel van zijn leven met het water verbonden en
Olaf was dat zeker ook.
‘Toen we van Beek en Donk naar de woning in Helmond verhuisden,
was ik nog een peuter,’ legt hij uit terwijl we in het sluiswachtershuisje
staan en over het kanaal richting zijn ouderlijke huis kijken.
‘Daar herinner ik me dus weinig meer van. Later, als jongen, had ik het kanaal
om me op het water te vermaken en de weilanden achter ons huis waren een
groen paradijs waar van alles te beleven en uit te halen viel.
Dat heb ik dan ook volop gedaan, met mijn vriendjes én met mijn broertjes Jürgen en Björn.
Eén keer per jaar mochten we met de jagers mee. Dat vonden we spectaculair.
Niet zozeer omdat ze het wild schoten, maar meer om de lege
kogelhulzen die wij op mochten rapen. Ik weet ook nog dat ik
in een sloot een oud kanon dacht te vinden.
Ik had lange tijd gegraven om het uit de modder te krijgen, maar toen
ik er apetrots de huiskamer mee binnen kwam zei mijn vader
dat ik een rioleringspijp gevonden had. Niet veel later trof ik er weer iets bijzonders aan.
Nadat ik het een beetje schoon gemaakt had, bleek het een Duits geweer te zijn,
afkomstig uit de tweede wereldoorlog. Het was helemaal stuk, dat wel,
maar ik vermoedde toch iets van waarde in mijn bezit te hebben.
Met dollartekens in mijn ogen heb ik het toen aan een museum proberen te verkopen,
maar daar antwoordde men dat ik vijf gulden moest betalen als ik het bij hen achter wilde laten.
Weer een teleurstelling dus.
Toch heb ik hier een ontzettend fijne jeugd gehad.
Als kind mochten mijn broers en ik zelfstandig naar de lagere school toe.
Onze ouders vonden dat wel veilig. We hoefden daarvoor dan ook niet het water over.
Het fietspad naast de provinciale weg was toen nog van gravel en leidde
naar de golfkartonfabriek. Daar was een soort achterom-zandpaadje,
over het terrein van het bedrijf. Dat namen we en via de Beethovenlaan
gingen we dan richting de juf. Een fijne klas hadden we, er werd veel ondernomen.
En dat ik als zoon van een sluiswachter kon vertellen dat ik soms mee
mocht helpen de sluisdeuren open en dicht te draaien, vond ik wel stoer.
Typisch is dat mijn vriendjes allemaal aan de kant van het kanaal woonden waar ons huis
stond, in de wijk Helmond-Noord had ik geen contacten. Later heb ik een technische opleiding
gedaan en tegenwoordig werk ik bij een bedrijf waar techniek een grote rol speelt. Zodoende
ben ik een heel klein beetje in de voetsporen van mijn vader getreden. Wie sluiswachter was,

wist dat je met een uitstervend beroep had te maken. Toen op een gegeven moment de ka-
naalomleiding in Helmond gegraven werd en er één centrale sluis in Brouwhuis zou komen,

wisten we wel hoe laat het was.’

‘Jammer genoeg is mijn vader veel te vroeg gestorven. Zesenveertig was hij. Tijdens de mis
die aan hem opgedragen werd, zat de kerk bomvol. Ik was negentien toen hij overleed en had
me voorgenomen om ook iets te zeggen, maar vond het moeilijk, met zoveel mensen. In de
koffietafel had ik al helemaal geen zin. Elke keer opnieuw dat verhaal vertellen of
aanhoren, ik paste ervoor. Toen ben ik naar huis gegaan en daar aangekomen was er
werkelijk een berg rouwkaarten door de brievenbus geduwd. Toen begreep ik eigenlijk pas
hoeveel mensen mijn vader hadden gekend en dat hij zo geliefd was geweest. Een goede
timmerman was hij ook, dat wist ik wel. Alles kon hij maken. Op onze school hielp hij ook vaak
mee in
de ouderwerkgroep die decors en zo bouwde. En wat niks met klussen te maken heeft maar
ook zo opvallend was: vanaf hier kon hij gewoon zien dat we in huis aan het klooien waren.
Onvoorstelbaar voor ons, terwijl er destijds overal glasgordijnen voor het raam hingen. ’
‘Vissen was toen al één van mijn grootste hobby’s. We vingen vaak zogenaamde ‘puistjes’ en
een baars sloegen we ook wel eens aan de haak. Tegenwoordig zitten hier
enorme karpers, er zwemt een exemplaar van tweeëndertig kilo rond, heb ik me laten
vertellen. Nog steeds heb ik veel visgerei. Wie in de kofferbak van mijn auto kijkt
ziet een hele verzameling
materiaal. Ik heb het altijd bij me. Soms rij ik wel eens naar de IJssel of naar het Apeldoorns
kanaal, dat is weer eens wat anders. Als ik hier mijn hengel uitgooi, weet ik zeker dat
ik na een tijdje wat gevangen heb. Ik ken de plekjes.’
‘Nu ik hier zo sta, herinner ik me ook weer hoe we jaarlijks op de televisie naar de intocht van
Sinterklaas keken. Die voer met zijn boot een of ander haventje in Nederland binnen, terwijl
een paar minuten laten de Sinterklaasboot voor onze deur in de sluiskom lag. Nooit hebben
we ons daar over verbaasd, je vond dat heel normaal. Ik weet ook nog dat aan het
sluiswachtershuisje, dat toen aan de overkant stond, een luidspreker aan de muur hing. Die
was op de een of andere manier verbonden met onze huistelefoon. Dan haalden we wel eens
streken uit. Iemand keek of mijn vader ver genoeg verwijderd stond terwijl een ander belde.
Hoe het kan weet ik niet maar ik ken het nummer nog: 22095. Als we belden was dat dus door
de luidspreker te horen. Mijn vader voelde altijd de plicht op te nemen, dus rende die over de
sluisbrug naar huis. Maar eenmaal daar aangekomen hadden wij de hoorn natuurlijk allang
weer opgelegd. Toen we later met drie vriendjes aan onze tafel zaten en mijn vader zei dat hij
de kwal die dat flikte nog wel eens goed te grazen zou nemen, durfden we hem niet aan te
kijken.’

Marlon Tielemans

 

 

 

De plukker
‘Ik fiets wel vaker naar sluis 7’
Vandaag is het regenachtig en zijn er niet veel bezoekers in het sluiswachtershuisje. Iemand
die met zijn fiets aan de hand liep, vroeg of hij er een band op kan pompen en een enkeling
komt binnen om van de w.c. gebruik te maken. Dan klaart het op en breken zonnestralen door.
Een man parkeert zijn fiets tegen de jonge loofboom die in de groenstrook naast het huisje
staat. De mevrouw die zojuist van het toilet gebruik heeft gemaakt en ik kijken door het raam
naar de man. Uit zijn fietstas haalt hij een emmer, draait zich met zijn rug naar ons toe, bukt
zich en begint met plukken. Omdat hij een half afgezakte broek draagt, wordt een enorme
bilnaad zichtbaar. We moeten er flink om lachen.
In de groenstrook bloeien veel paardenbloemen, maar het is wel duidelijk dat hij die niet plukt.
Er verdwijnt iets anders in zijn emmertje. De bladeren van de paardenbloem zijn het ook niet,
dat kan ik vanaf het huisje wel zien. Soms komen mensen juist voor dat gedeelte van de plant
hier naartoe. Dat is voor hun konijnen of cavia’s bestemd. Gratis voer en gezond bovendien,
hebben ze mij verteld. Overigens eten sommige mensen die ook zelf. Ik heb er wel eens naar
gevraagd toen ik hen met plukken bezig zag. ‘Omdat het gezond is’, werd er toen geantwoord.
Ik wilde er meer van weten, dus heb ik het maar eens opgezocht:
Er zijn 200 soorten paardenbloemen en de bladeren hebben allemaal een geneeskrachtige
werking. Wie de paardenbloem als lastig onkruid in de tuin ziet, doet dus zowel de
paardenbloem als zichzelf te kort. De bladeren van de paardenbloem zijn behalve
geneeskrachtig ook voedzaam. Elke dag een aantal blaadjes door een maaltijd mengen is een
goed idee. Dat is namelijk goed voor je lever. In dat blad zitten de vitaminen A, B1, B2, en C.
Ook tref je er de mineralen ijzer, calcium, magnesium, mangaan, natrium, seleen, silicium,
fosfor en koper in aan.
Logisch toch, dat iedereen eigenlijk een stamppot, thee, salade of soepje zou moeten maken?
Wie daar nog niet overtuigd van is kan ik zeggen dat er ook deeltjes choline, carotenoïden en
fytonutriënten in zitten. Het is maar dat je het weet!
Terug naar onze plukker. Wat doet hij daar? Ik word nu toch erg nieuwsgierig en besluit om
naar hem toe te gaan. ‘Hallo meneer, wat zit er in die emmer van u?’, vraag ik enigszins
verbaasd omdat ik inmiddels gezien heb dat het niet de heilzame paardenbloemenblaadjes
zijn. ‘Ik pluk de toppen van de nét niet bloeiende paardenbloem,’ antwoordt de nog steeds zijn
bilspleet tonende meneer. ‘Daar haal ik de zaadjes uit, kijk, deze bruine. Soms vries ik ze in.
En zo blijf ik zelf goed bezig. Gisteren had ik twee emmertjes vol. Toen was ik hier eerder. Ik
fiets wel vaker naar sluis 7. Nu is het droog. Vandaag heb ik gewacht tot het stopte met
regenen. Zijn ze groen, dan moeten ze nog liggen. Dat is lastig want ze gaan erg snel
schimmelen. Die bruine zijn voor mijn vogels, vinden ze heerlijk. Als ik hen die straks geef,
pikken ze zich suf.
Ik woon in de buurt. Het is maar goed dat ze hier niet zo vaak maaien, zo krijgen
de paardenbloemen een kans.’

Enigszins van mijn stuk gebracht, om niet te zeggen geheel beduusd door zoveel voor mij
nieuwe informatie maak ik rechtsomkeert. In het sluiswachtershuisje zet ik een sterke kop

koffie voor mezelf, hopelijk werkt dat voor mij als medicijn. Ik kom weer wat tot mezelf, over-
denk de situatie en concludeer dat zich naast het huisje bij

sluis 7 een oase aan lekkernijen bevindt. Mens en dier halen er gratis voedsel,
medicatie en supplementen. Er is meer dan genoeg. Alhoewel je het even moet plukken, ligt
het hier voor het oprapen. En zo dichtbij huis. Volkstuintjes zullen overbodig worden,
supermarkten raken klanten kwijt. Artsen kunnen hun praktijken sluiten, maaltijdbezorgers
worden werkeloos. Ik realiseer me dat de groenstrook voor sommigen het aardse paradijs
moet zijn. Er bevindt zich een schat aan lekkernijen, het is een bovengrondse goudmijn.
Graven is niet nodig, de bodemschatten bevinden zich hier aan de oppervlakte. Zoveel
waardevols, zo voor het grijpen. Dat is heel bijzonder, want hier vallen geen slachtoffers,
hier worden geen oorlogen uitgevochten. Wereldleiders sluiten er geen lucratieve deals voor
af en andere landen vallen er het jouwe niet voor binnen. Integendeel.
Het is een plek waar je je vrijelijk aan het overheerlijke kanaalwater kunt laven,
waar je je aan al de groenigheid ongans kunt eten, waar veiligheid geborgd wordt en waar
geen verboden toegang is.

Marlon Tielemans

 

Diana
‘Na het kanaal volgden de rivieren’
‘Vroeger konden hier drie schepen naast elkaar liggen, de sluiskom was toen veel breder,
’ herinnert Diana zich nog goed. Ze kijkt door het raam van het sluiswachtershuisje, eerst
richting Helmond, dan richting Aarle-Rixtel. Het lijkt of ze in gedachten verzonken is,
want een aantal minuten zegt ze niets. Dan vervolgt ze: ‘Met schepen van ruim zes meter
breed was dat te doen. En we moesten rekening houden met een diepte van één
meter negentig, dan was de veiligheid gegarandeerd. Lag je dieper, dan kon je een drempel
raken. Volgens mij was de bak vijftig meter en negenenveertig centimeter lang. Schippers die
met een lengte boven de vijftig meter voeren, moesten daarvoor een speciale vergunning
hebben. Ik weet nog dat er een schipper was die een paar centimeter van zijn boeg
afgezaagd had, anders paste zijn schip niet.’
Diana heeft lange tijd de Noord-Brabantse en Belgische kanalen bevaren. ‘Op de binnenvaart
gezeten’, zoals ze dat zelf noemt. Meestal was dat samen met haar broer en soms, als die
eens wat anders te doen had, was ze alleen op het schip. ‘Behalve als we de rivieren
opgingen, in verband met de drukte waren dan twee kapiteins verplicht. Ja hoor,
ook dát heb ik gedaan. Ik heb mijn Rijnpatent, zo heet het bewijs dat je op rivieren mag varen.
Kijk, hier heb ik het. Tegenwoordig is het zo’n plastic kaartje; lijkt best wel op een rijbewijs,
toch? Tot je vijfenzestigste blijft het geldig. Ik voer ook in Duitsland, zo’n beetje tot kilometer
769 in Duisburg. En dan door tot kilometer 1035. Dat is in de Maasvlakte,
daar staat de laatste Rijnkilometerpaal.
Diana is een kind uit een schippersgezin. Haar familie kent veel brug –en sluismeesters.
Vader en moeder hadden vier kinderen, die allemaal voor de binnenvaart kozen. Diana’s hart
en dat van haar broer gingen sneller kloppen bij het zien van schepen. Hun beroepskeuze lag
voor de hand. Bij Diana’s twee zussen verliep dat iets anders. Zij ontmoetten schippers
waarvan hun hartje sneller ging kloppen. ‘Blijkbaar waren we alle vier bestemd om het water
op te gaan,’ lacht Diana. ‘Het ging vanzelf, zoals dat wel vaker het geval is.
Als kind krijg je het van jongs af aan mee. Schippers leven op het water, dus als er kinderen
worden geboren, hebben die daar gelijk een band mee. Overigens gaan schipperslui vaak op
zoek naar een huis aan wal, als de kinderen eenmaal schoolgaand worden. Zelf ben ik voor
het eerst met het kanaal in aanraking gekomen toen ik in Aarle-Rixtel bij de brug vakantiewerk
ging doen.’
Na enige tijd heeft Diana ook de overstap van water naar land gemaakt. Als sluiswachter en
brugwachter was zij weliswaar nog met het water verbonden, maar haar voeten bleven
voortaan op de grond. ‘In het Deurnese krantje zag ik een oproep voor de functie
van sluiswachter. Daar heb ik toen op gesolliciteerd. Ik kon beginnen en heb op
diverse locaties gewerkt. Zodoende kwam ik ook bij de grote Maassluizen in Born en Grave
terecht. Hier op 7 stond ik ook, maar de brug was er toen nog niet, die is later gekomen.’

Marlon Tielemans

De feestvierder
‘Die vissen zijn niet gek’
Ladderzat was hij, toen hij tijdens de open dag die bij het sluiswachtershuisje georganiseerd
werd, aan kwam fietsen. Nou ja, fietsen; zwalken is een betere benaming voor de manier
waarop hij zich langs het kanaal, richting Helmond trapte. Met één hand aan het
stuur en in de andere een blikje in Lieshout gebrouwen bier, hadden we hem al
van verre aan zien komen.
‘Hé, is er hier een feestje?’, vroeg hij, wijzend naar de vlaggetjes en ballonnen die aan het
huisje wapperden. De bezoekers op het terrasje, dat ik op deze zonnige dag provisorisch
gemaakt had, wisten niet zo goed hoe te reageren. Maar dat er hier een soort feestje was,
bleek duidelijk uit het feit dat er muziek uit de luidsprekertjes klonk, kinderen met bootjes
speelden of met stoepkrijt in de weer waren en men met koffie of thee aan het water zat.
‘Heddie gullie ok bier?’, was de tweede vraag die hij stelde. Daarop moesten we helaas met
een ‘nee’ antwoorden, want alcohol schenken is in het sluiswachtershuisje niet toegestaan.
‘Gift niks. Ik kom van Aarle-Rixtel, een mooi fistje. Daar hadden ze het zat! Maar dit
halve literblik hier, is bijna leeg. Dus fiets ik naar het Havenplein in Helmond, want ik heb er
nog niet genoeg van. Witte gullie trouwens dattur hier verrekte grauwte karpers zitten?
Zulleke joekels!’, beweert hij, zijn armen spreidend en daarmee een afstand van zo’n
anderhalve meter gebarend. ‘Ik vis hier vaak, samen met mijn vrienden.
Soms wel elleken dag.
Pilske d’r bij. Gezellig hoor. Naast het huisje, aan deze kant van de brug en in de sluiskom.
Maar in dien bak vang ik niks hoor, want die vissen zijn niet gek. Die laten zich daar echt niet
in opsluiten. En eentje laat zich helemaal niet meer vangen, die hebben ze al te vaak aan de
haak geslagen. Hé jonguh, ik heb ze namen gegeven: één heet er ‘Willy’, net als die walvis.
Een ander ‘Dikkop’, ge wit wel waarom!
Ongeveer een kwartiertje heeft hij gezellig staan wauwelen, onze feestvierder, maar
nu lijkt de dorst hem toch richting biertap te drijven. Dat is maar beter ook, want zijn
onderwerpen en woordgebruik worden alsmaar brutaler en schunniger. Sommige bezoekers
gaan zich aan hem storen en manen hem zijn tocht voort te zetten. Na wat gesoebat doet hij
dat ook. ‘Kijk goed uit, jongen!’ roepen ze hem vanaf het terras na.
‘Dè ge nie de knaal infietst!’

Marlon Tielemans

In 1901 was het verboden om in het kanaal (de Zuid-Willemsvaart) te zwemmen. Journalist
Henk Ouwerling is het daar niet mee eens. Hij vindt het onterecht dat arbeiders een
boete krijgen als zij betrapt worden op zwemmen in het kanaal.
Die boete is 50 cent of 1 dag celstraf.
Ouwerling schrijft:
‘het zou gewaardeerd moeten worden dat de werkman voor de gezondheid zijns
lichaams zorgt. Hij heeft die meer dan iedere andere stand noodig en is toch gewoonlijk
helaas vroeg genoeg versleten! In zijne woning ontbreekt zooveel; daar heeft hij vaak
nauwelijks plaats om zich behoorlijk te wasschen. Is het dan een wonder dat hij, zoo
alle gevoel voor zindelijkheid nog niet in hem gedood is, naar water gaat uitzien, zwemt
waar hij kan, ook al is het bij artikel zooveel en zooveel van eene gemeentelijke
politieverordening als een vergrijp tegen de zeden verboden?’
Volgens Ouwerling is het uit het oogpunt van volksgezondheid, veiligheid en zedelijkheid
gewenscht dat het werkvolk terecht kan in een fatsoenlijke zwem -en badinrichting.
Daarom wil hij dat er in Helmond een badinrichting komt.

Vacature sluismeester

Als sluismeester draag je bij aan een veilige, soepele en doelmatige afwikkeling van
het scheepvaartverkeer.
Dit doe je aan de hand van het plannen van schutten, het bedienen van de sluizen, door het
signaleren van calamiteiten en het goed afhandelen van deze calamiteiten.
Het registeren van schepen in databases is ook nog een belangrijke taak.
Verder ben je als sluismeester het aanspreekpunt voor de sluis waarop je werkt.
Als sluismeester moet je minimaal over een vmbo diploma beschikken. Verder moet
je speciale Nautop-diploma's (niveau I en II) hebben en ook het marifooncertificaat.
Het is ook belangrijk dat je communicatief vaardig bent in het Nederlands en in het nautisch
Duits, hiervoor kun je speciale cursussen volgen.
Om je werk goed te kunnen doen moet je het leuk vinden.
Je moet jouw beroep inhoudelijk interessant vinden en het moet bij jouw motivatie passen.
Als sluismeester heb je ook een werkgever die jou weer informatie geeft over
hoe je alles moet regelen in de sluis. Je werkgever verwacht van je dat je alle schepen veilig
door de sluis zal leiden.

Eduard
‘Muskusratten kunnen een waterloop ontregelen’
Zojuist heeft Eduard zijn bedrijfsauto met aanhanger, waar een bootje op bevestigd is, naast
het sluiswachtershuisje geparkeerd. Op de portieren staat de naam van zijn werkgever en dat
dit inspecties uitvoert. Hij klopt op de deur van het huisje en vraagt of hij van het toilet gebruik
mag maken. Natuurlijk mag dat. Even daarna meldt hij zich in de ruimte waar het
bedieningspaneel zich bevindt en ik doende ben met het zetten van koffie. ‘Heb je ook zin in
een kop?’, vraag ik hem. Eduard antwoordt dat het al laat is, zijn dag er op zit, hij nog een
behoorlijk eind naar huis moet rijden en naar zijn vrouw wil. Ondanks dat wil hij graag weten
of de sluis nog ooit open gaat en ik leg hem uit wat ik al zo vaak aan andere bezoekers
uitgelegd heb. Dat dit slechts één keer per jaar gebeurt om er een schip door te laten, dat van
Sinterklaas. Dat zo nu en dan de sluisdeuren ook geopend worden om de draaiende delen te
smeren en het water in de kolk dan door kan stromen zodat het ververst wordt. Eduard knikt
en zwijgt.
‘Jij komt zeker kijken hoeveel kroos en andere rotzooi hier drijft?’, vraag ik nieuwgierig
nadat ik gelezen heb voor welke werkzaamheden het bedrijf staat. ‘Nee hoor’, antwoordt hij
een beetje mat en ongeïnteresseerd. Nadere uitleg volgt niet. ‘Wat is dan de reden van jouw
komst?’, wil ik graag weten. ‘Ik inspecteer de waterkanten. Dat doe ik in opdracht van
gemeente Helmond. Daarnet was ik meer richting het centrum aan het werk, maar kon niet
keren. Toen ben ik maar even hiernaartoe gereden. Soms bekijk ik ook de kunstwerken.

Hoe hun staat van dienst is. Dat zijn er nogal wat en ze zijn allemaal op een digitale over-
zichtskaart ingetekend. Nadat wij die bezocht hebben, kunnen we beoordelen hoe de staat is.

Of die in stand kunnen worden gehouden of dat er vernieuwing plaats moet vinden. Als we
teveel beton -of houtrot aantreffen bijvoorbeeld. We kunnen iets vertellen over de oorzaak, het
risico en wat nodig is om het weer in orde te maken. En natuurlijk wat het kost. Wij speuren
dus als het ware naar de gebreken. Soms moeten daarvoor steigers gebouwd worden of
gebruiken we hoogwerkers. Heel af en toe wordt een duikploeg ingezet. En steeds vaker
inspecteren we met radiografisch bestuurbare helicopters. Maar vandaag ben ik dus gewoon
in een bootje aan het werk.’

‘Aha’, zeg ik. De kunstwerken.’ Sinds kort weet ik dat daarmee de bouwwerken in, over en
naast het kanaal bedoeld worden: bruggen, sluizen, viaducten, kademuren, waterdoorlaten,
dat soort dingen. ‘Klopt’, is het korte antwoord. Eduard kijkt door het raam naar buiten en
merkt op dat deze sluis nog niet zo lang geleden vernieuwd is. ‘Deze is een paar jaar oud,
volgens mij. Het jaartal zou op de sluisdeuren moeten staan, want dat is meestal zo.’
‘Volgens mij heb jij een heerlijk beroep,’ vraag ik nieuwsgierig. ‘Nou, vandaag is het mooi
weer, het zonnetje schijnt. Op zulke dagen dus wel, maar met slecht weer is het minder fijn.
Tegenwoordig hebben we weliswaar goede kleding, maar als het de hele dag geregend heeft,
voel je je toch vies en heb je het ook koud. Dan wil je graag even douchen.’
Nu Eduard vertelt heeft dat hij een deskundige op het gebied van waterkanten is, schiet me te
binnen dat ik vorige week in de Eifel was en daar ’s avonds, bij zonsondergang een aantal
keren beverratten zag. Die zwommen driftig heen en weer, klommen op de kant en gleden
dan weer in het water. Elke avond leek het wel of ze een vast ritueel aan het uitvoeren waren.
Het was een prachtig schouwspel. In eerste instantie had ik nog gedacht dat het om bevers
ging, maar ze misten de lange, platte, donkerkleurige staart. Toen ik het op internet opzocht
bleek het dus om beverratten te gaan. ‘Dat is een uitheemse soort’, weet Eduard.
‘Ooit zijn ze geïmporteerd vanwege hun mooie pels, maar nu zorgen ze voor problemen.
Ze moeten uitgeroeid worden, omdat ze grote schade kunnen veroorzaken.
Dat geldt overigens ook voor de muskusrat, die in Nederland nog veel voorkomt.
Daarom is rattenvanger nog steeds een
beroep. Als ik een probleem constateer dat door deze dieren veroorzaakt is, meld ik dat.
Dan komt die rattenvanger het klusje klaren. Dat is nodig, want muskusratten duiken onder
water en graven zich door de waterkant naar boven. Die kalft dan af, zodat
het water zich een weg door de ontstane spleet kan boren. Vooral in de buurt van sluizen is
dat een probleem omdat er dan een nieuwe waterloop ontstaat, die niet te reguleren is. Dat
water zou immers door de sluis moeten stromen en doet dat dan niet meer.’ Eduard leunt al
op de deurklink en nu lijkt voor hem toch het moment aangebroken om op te stappen.
‘Dankjewel voor het toilet’, zegt hij. ’En voor de koffie die ik niet hoefde. Misschien bij
een volgende keer, als ik meer tijd heb.’ Vanuit het sluiswachtershuisje zie ik hoe hij met zijn
dikke, waterdichte, rubberachtige pak in zijn auto stapt. Dat zit vast niet comfortabel, denk ik,
maar Eduard zal het wel gewend zijn het de hele dag te dragen.
 

Marlon Tielemans

Harrie
‘Ik was tegelijk sluiswachter en boer’
Terwijl ik met waterschapsambtenaar Sjoerd bij het huisje van sluis 7 aan de koffie zit, komt
oud-sluiswachter Harrie voorbij fietsen. 'Het fosfaatgehalte is veel te hoog,' roept hij naar de
man die zojuist zijn bedrijfsauto naast het gebouwtje geparkeerd heeft. Daarom is het voor
Harrie wel duidelijk dat die met waterbeheer heeft te maken. Nog even achterom kijkend,
wijst Harrie naar het kanaal en checkt of hij al enige vorm van actie onderneemt. Dat doet
hij wijselijk niet.
Vandaag heb ik met Sjoerd een gesprek waarbij ook de sluis, de Zuid-Willemsvaart en
de herinrichting van het natuurgebied De Gulden Aa ter sprake komt. In dat gebied zijn
onlangs werkzaamheden uitgevoerd waarbij de loop van het riviertje De Aa in ere is hersteld.
Dat kronkelt nu weer door het landschap met hier en daar voorzichtig aflopende oevers, die
voor nieuwe flora en fauna zorgen. Plant en dier kunnen zich zo ontwikkelen. Door
in de waterloop grote stenen te plaatsen, zijn stroomversnellingen ontstaan en het brugje,
dat voor een welkome verbinding tussen Helmond-Noord en het fietspad langs
de Zuid-Willemsvaart zorgt, is vernieuwd. Wie dat wil, kan fietsend, skeelerend, wandelend,
steppend of rolschaatsend naar het groene, op onverharde wegen soms drassige
buitengebied. De gladde, rode asfaltstrook, in de volksmond 'Koeienpad' geheten, maakt een
makkelijke verbinding tussen deze wijk en het sluiswachtershuisje bij sluis 7 mogelijk.
Harrie is weer in aantocht. Hij heeft veel kennis van de Helmondse en Brabantse waterlopen.
De Aa, de Dieze, de Dommel; hij weet er veel over te vertellen. Niet zo verwonderlijk natuurlijk,
als je sluiswachter was. Precies voor het huisje remt hij, kijkt ons even aan en zegt: 'Destijds
ben ik ambtenaar geworden met het idee dat slechts voor een tijdje te zijn. Een vast inkomen,
daar deed ik het voor. Omdat ik ploegendienst had, werkte ik als sluiswachter van acht tot
twee of van twee tot acht. De andere uren was ik als boer actief. Eigenlijk ben ik dat nog
steeds, alhoewel ik het nu natuurlijk rustiger aan doe. Zodoende heeft water altijd
een grote rol in mijn werk gespeeld. Ik heb mijn leven lang in het water gezeten,
zeg ik wel eens.'
Harrie heeft land binnen de gemeente Aarle-Rixtel. Een gebied, dat onder water loopt als de
weilanden aan de andere kant van de Zuid- Willemsvaart teveel nattigheid krijgen te
verwerken en het water niet weg kan stromen. 'Dan zoekt het een weg naar mijn grond,
' legt Harrie ons uit. 'Het komt onder het kanaal door en spuit daar als het ware omhoog. Mijn
sloten staan dan vol water. Ik schoon die regelmatig op, want doe ik dat niet, dan zou de
situatie nog erger zijn.' Ons allebei groetend pakt hij zijn fiets, trapt over de brug die naast de
sluiskolk ligt en parkeert de tweewieler vijftig meter verder bij zijn woning. Harrie woont immers
nog steeds in het middelste van de drie huizen aan de Kanaaldijk Noord-West,
tegenover sluis 7.
Ik vertel Sjoerd dat ik Harrie al langer ken, dat het een betrokken persoon is die nu heeft
kunnen zeggen wat hij wilde zeggen. Het is wel duidelijk dat hij verdomde goed weet welke
gevolgen beslissingen op het gebied van waterbeheer voor hem persoonlijk betekenen, maar
tegelijk beseft hij dat niet alles kan gebeuren zoals hij dat wil. Tien minuten later staat hij
opnieuw voor onze neus. Nu niet meer in fietskleding maar op klompen en in vettige broek en
overhemd. ‘Kijk, nou ben ik opeens boer geworden,’ lacht hij. 'Ik mopper wel eens en probeer
duidelijk te maken hoe ik het zie, maar 's avonds ga ik rustig slapen, hoor, want uiteindelijk
komt alles goed.'
Harrie wandelt weg, over de sluisbrug, het bordje ‘verboden toegang’ compleet negerend.
Maar ja, wat wil je? Al die jaren dat hij er werkzaam was, stond dat er nog niet.
 

Marlon Tielemans

Enny
‘Die bever zou gaan verdrinken’
Op deze zonnige, ietwat winderige dag, wordt het evenement ‘Rondje Helmond’
georganiseerd. De fietsroute is een begrip in de stad. Die is bewegwijzerd en
kan dus het hele jaar door afgelegd worden, maar vandaag hebben deelnemers bij
een horecagelegenheid een stempelkaart opgehaald die ze onderweg, op diverse plekken,
moeten tonen. Na afloop dient die als bewijs dat zij de gehele route van zo’n vijftig kilometer
afgelegd hebben. Wie dat doet, maakt kans op het winnen van een fiets. Behalve
alle stempels krijgt men ook de opdracht mee om onderweg een ‘mystery guest’
op te sporen. Wie dat lukt, heeft nóg meer kans op het winnen van de prijs.
Vanwege het evenement ben ik vandaag in het sluiswachtershuisje bij sluis 7 aanwezig.
Het ligt immers naast de fietsroute. De gele vlag hangt, ten teken dat het geopend is.
Buiten heb ik lampions opgehangen, er klinkt muziek uit de luidspreker en naast het fietspad
heb ik bordjes gezet. Daarop staat ‘Koffie & thee’ geschreven, ten teken dat iedereen welkom
is.
Het is druk. Al vanaf tien uur vanochtend lopen deelnemers in en uit om het
sluiswachtershuisje van binnen te bekijken. Vaak hoor ik: ‘Al ontelbare keren
ben ik hier langs gekomen en altijd wilde ik weten wat er binnen te zien is. En nu heb ik die
kans.’ Ik schenk koffie en thee in, deel koekjes uit en laat hen even uitrusten,
de telefoon opladen of van het toilet gebruik maken. Mensen verbazen zich er over dat koffie
en thee hier gratis is en adviseren mij de tekst op de bordjes te veranderen in ‘gratis koffie &
thee’. Volgens hen zal het dan ongetwijfeld nóg drukker worden. Ik weet dat ze gelijk hebben,
maar aangezien anderhalve kilometer verderop het horecagedeelte van Helmond ligt en ik er
hoogstwaarschijnlijk problemen mee zou krijgen, doe ik dan niet. Bovendien wil ik juist op díe
manier mijn gastvrijheid tonen en weet ik dat, gezien de alsmaar stijgende prijzen,
niet iedereen een kop koffie of thee op een commercieel terras kan betalen.
Niet voor niets is mijn uitgangspunt dat iedereen bij het sluiswachtershuisje welkom is,
juist ook mensen met een kleine beurs.
Rond elf uur, na de eerste golf bezoekers die mij vrijwel allemaal vroegen of ik die mystery
guest ben (niet dus), zie ik in de verte een zich enigszins vreemd voortbewegende persoon
aankomen. Niet veel later komt Enny binnen. ‘Ik parkeer mijn loopfietsje even tegen de deur,
dan kan ik dat in het zicht houden,’ zegt ze. ‘Via mijn zorgverzekeraar heb ik dat gekregen en
ik ben er bij gebaat. Ik zit op het zadel en step met mijn benen om vooruit te komen. Ideaal.
Alleen staat het zadel wat te hoog.’ Enny kijkt me vragend aan en ik inspecteer de zadelpen.
Die is helaas niet lager te monteren. ‘Geen probleem hoor,’ zegt Enny. ‘Kijk maar eens, ik heb
er iets op bedacht.’ Ze wijst naar haar schoenzolen en ik zie nu dat die wel tien centimeter dik
zijn. Een inventieve dame, die Enny, denk ik.

‘Laatst zwom er een bever in de sluis,’ vertelt ze. Het was een jong dier. Hoe het daar terecht
is gekomen weet ik niet. In elk geval kon het er niet uit en zou gaan verdrinken. Het dier zwom
paniekerig tussen de sluisdeuren op en neer. Er is een trapje, maar dat is te steil, net als de
kant van de kom en de sluisdeuren. Ik heb toen de dierenambulance gebeld. Die haalde een
lange paal met daaraan een metalen lus tevoorschijn. Je weet wel, zo eentje waar je ze op
televisie krokodillen mee ziet vangen. Nou, dat lukte niet, want een bever is daar
te gestroomlijnd voor, die heeft geen nek. Inmiddels stonden er veel toeschouwers bij de sluis.
Iedereen stopte en wilde zien wat er gaande was. Ook aan de andere kant van het kanaal
stopten auto’s. Het was een drukte van jewelste en misschien had men op
iets spectaculairders dan een bever gehoopt. Toen heb ik de gemeente gebeld.
Gelukkig zijn die gekomen en hebben de sluisdeuren open gedraaid.’
Enny stapt op haar loopfietsje en staat op het punt haar pad te vervolgen. ‘Mij is verteld dat
bevers soms aan houten sluisdeuren knagen,’ haast ze zich te vertellen. ‘Daar is men niet blij
mee. Je vindt er genoeg in deze buurt. Hierachter, in natuurgebied de Bundertjes, knagen ze
bomen om en verderop bij De Gulden Aa zitten ze ook. Zo, nu ga ik weer verder, maar ik kom
nog wel eens langs, want nu weet ik: als de gele vlag hangt,
ben je er en kan ik binnen komen.’

Marlon Tielemans

Peter
‘Ik wist niets van bruggen’
‘Ik ben een babbelaar’, zegt Peter overtuigd. ‘Toen ik hier op sluis 7 stond,
wilde ik graag contact met alle schippers. Dat lukte niet, want sommige bleven liever in de hut.
Via een uitzendbureau ben ik ooit bij de Dungense brug terecht gekomen, dat was in 1987.
Na mijn dienstverband voor beperkte tijd, hadden ze me eigenlijk moeten ontslaan, maar dat
gebeurde niet. Zodoende ben ik na een jaar als het ware per ongeluk ambtenaar geworden.
Van de Dungense brug verhuisde ik naar de Erpse en van de Erpse naar de Aarlese. Toen
werd me gezegd dat ik ook wel op een sluis zou kunnen staan. Dat was inderdaad zo en dus
gebeurde dat. Met mijn meerdere boterde het niet zo. Hij was bij sluis nul in
Den Bosch werkzaam en heeft het me helaas niet makkelijk gemaakt. Hij gaf
me te kennen dat ik dan wel ambtenaar was, maar in geval van ziekte
niet op salaris hoefde te rekenen. Nou, toen ik een keer ziek was, kreeg ik inderdaad geen
geld. Dat pikte ik niet. Daarop heb ik naar het ministerie gebeld en toen mijn baas dat te horen
kreeg was hij furieus. Nooit eerder had iemand dat gedurfd, zei hij.
Bij de eerstvolgende reorganisatie zou hij aangeven dat ik overtollig was en
ervoor gaan zorgen dat ik op moest stappen. Mij werd toen een regeling met viereneenhalf
jaar wachtgeld aangeboden. Dat was mooi, maar ik kon niet stil zitten.
Ik moest wat om handen hebben, dus ben ik elders gaan werken.
In Deurne ben ik als brandwacht aan de slag gegaan.
Het verzorgingshuis daar was afgekeurd en in verband met de veiligheid zochten ze iemand
die ‘s nachts de zaak in de gaten hield.’
Op een keer bracht Peter een volle boodschappentas met maandmagazines mee naar het
sluiswachtershuis. Die werden hem nog jarenlang toegestuurd, ook al was
hij ontslagen. Bovendien is hij de eigenaar van een almanak uit het jaar 1987, waarin alle
sluiswachters, brugwachters en andere werknemers bij Rijkswaterstaat vermeld staan.
Oók die van sluis 7 dus. Peter tovert hun namen feilloos tevoorschijn,
met daarachter hun geboortejaar, datum indiensttreding en salarisschaal. Die dag leert hij mij
dat een ‘spits’ een schip met een smalle boeg is en dat een ‘kempenaar’ een bredere heeft en
vaak langer is. Dat een kantonnier iemand is die de groenstroken naast de
vaarweg inspecteert en schoon houdt. Hij legt uit dat een meerstoel hetzelfde
is als een meerpaal en dat het dukdalf, meestal een constructie van stevige houten palen die
bij de toegang van een brug of sluis in het water staan, dienen om de schipper te
waarschuwen voor het naderende bouwwerk. ‘Als het koud was vond ik het niet zo fijn om
buiten te staan,’ weet Peter. ‘Dit sluiswachtershuisje is nu herbouwd en van alle gemakken
voorzien, maar destijds stond hier alleen een soort afdak dat aan twee kanten toegankelijk
was. Afhankelijk van de windrichting kozen we de goede om daarna weer snel
naar de overkant van het kanaal te gaan. Daar stond een huisje waar we de
administratie deden en gelukkig brandde daar ook een oliekacheltje.’

Alhoewel niet alles rozengeur en maneschijn was, heb ik de indruk dat
Peter goede herinneringen heeft aan zijn tijd als sluiswachter. In het sluiswachtershuisje
vertelt hij vandaag vol enthousiasme over die periode. Dat hij zelf een hulpmiddel gemaakt
had om de schuif die in de sluisdeur zit, naar beneden te laten vallen, bijvoorbeeld. ‘In elke
sluisdeur zit zo’n schuif, dat zijn er dus vier in totaal. Het was best zwaar werk om die omhoog
te draaien, dan had ik geen zin om die daarna ook weer op dezelfde manier omlaag te doen.’
Tijdens zijn sollicitatie had hij gezegd niets van bruggen te weten, waarop hem geantwoord
werd dat er niet veel fout kon gaan. ‘Hooguit kun je een slagboom op een auto terecht laten
komen, werd mij verteld,’ lacht Peter. ‘Dat klopt ook wel, want er zijn natuurlijk allerlei
zekerheden ingebouwd. Zo klinkt voor verkeersdeelnemers op de wal eerst vijf seconden
een signaal, voordat de bomen dicht gaan. En je begrijpt wel dat die bomen écht
niet omhoog kunnen als de brug nog open staat.’

Marlon Tielemans

Sjaak
‘Ik doe het graag, dat onderhoud’
Hij kende ze alle drie, de voormalige sluiswachters die bij sluis 7 werkten. Volgens Sjaak
woonden de mannen, die in dienst van Rijkswaterstaat waren, tegenover
het sluiswachtershuisje aan de Kanaaldijk Noord-West. Wie goede ogen heeft, kan vanaf de
kade de huisnummers 151, 153 en 155 zien. De huizen staan er dus ook nu
nog en tegenwoordig wordt één ervan bewoond door iemand die het van Willie
van de Kerkhof kocht. Nee, niet van de beroemde Helmondse voetballer die samen met zijn
tweelingbroer René lange tijd onderdeel uitmaakte van het PSV-elftal, zowel de UEFA-cup als
de Europacup 1 won en drieënzestig interlands achter zijn naam heeft staan.
De Willie die hier bedoeld wordt is in 1956 als sluiswachter begonnen en
werd in 1940 geboren. Helaas is hij overleden.
‘Er was ook nog een nummer vier, een soort reserve’ weet Sjaak te vertellen, terwijl hij bij mij
in het sluiswachtershuisje aan de koffie zit. ‘Tiny Jansen heette hij, die was tien jaar jonger.
In 1950 geboren dus en op zijn tweeëntwintigste hier voor het eerst actief.’ Sjaak grijpt nog
eens naar zijn kopje, dat hij dankbaar aannam toen ik hem dat aanbood.
‘Een klein beetje suiker alsjeblieft’, had hij gezegd, en ‘nee dankjewel, een koekje hoef ik niet.
Ik let een beetje op mijn gewicht. In de vakantie word ik soms wel vijf kilo zwaarder.’
In zijn overall, met daarop de tekst van zijn werkgever, is hij herkenbaar als technicus, die het
onderhoud van sluis 7 en de nabijgelegen brug in zijn takenpakket heeft. Het bedrijf waarvoor
hij werkt, maakte ook het bedieningspaneel van sluis 7, dat nu niet meer in gebruik is en
vrijwel het hele jaar onder een afschermkap verborgen is. Eén keer per jaar, als de
Sinterklaasboot de brug en sluis moet passeren, wordt het gebruikt. ‘Eigenlijk heb ik geen tijd
voor koffie’, had Sjaak gezegd, maar intussen zit hij al drie kwartier in één van de comfortabele
fauteuils die in het huisje staan. Want vertellen kan hij, die Sjaak. Zo weet hij dat Harrie in het
middelste van de zogenaamde sluiswachtershuizen woont en herinnert hij zich dat de woning
aan de rechterzijde, van Theo Kerkhof was. ‘Die is nog eens verhuisd van het middelste naar
het hoekhuis. Overigens is hij óók op zestienjarige leeftijd als sluiswachter begonnen, maar
helaas niet meer onder ons. Harrie daarentegen woont er nog steeds. Naast
sluiswachter was hij ook boer. Op zijn weiland in Aarle-Rixtel hield hij koeien.
Ooit wilde hij zijn veestapel
uitbreiden, maar dat ging toen niet door. Een heel gedoe met de gemeente is
dat geweest en Harrie was sjagrijnig.’
Vanmorgen heeft Sjaak de bewegende delen van sluis 7 gesmeerd. Het bedieningspaneel in
het huisje gebruikt hij daarvoor niet. ‘Dat open en dicht draaien doe ik handmatig. De slinger
die ik daarvoor gebruik heb ik in mijn gereedschapskist en in dat zwarte kastje daarginds, ligt
ook nog het een en ander,’ wijst hij in de richting van de brug. ‘De sluizen 8 en 9, die ook op
Helmonds grondgebied liggen, doe ik ook. Als het goed is, worden die nog vernieuwd. Dat had
al veel eerder gemoeten, maar het duurt en duurt. Nou ja, het is dan ook
een kostbare aangelegenheid. Overigens was ik vroeger voor het onderhoud ergens anders
aan het kanaal. Toen had ik de sluizen 13 tot en met die bij Engelen onder mijn hoede.’

Die brug hier, is er niet altijd geweest,’ merkt Sjaak op. ‘Die is er gekomen toen deze sluis
vervangen werd, want oorspronkelijk lag die in Beek en Donk. Maar goed, die mag ik nu
ook onderhouden. Ik doe het graag, ook omdat ik overal prima bij kan. Als ik straks hier
wegga, moet ik naar een fabriek. Daar moet ik onder de machines kruipen en dat gaat me
niet goed meer af. Ik heb al een tijdje last van mijn heup, schouder en knie. Ik ben
nu vijfenvijftig en eerlijk gezegd hoop ik dat ik iets eerder met pensioen kan.’ Behalve het
smeren van de sluisdeuren heeft het zo nu en dan openen en sluiten van de sluis nog een
andere reden. Sjaak weet daar alles van. ‘Af en toe laat ik de kolk zakken, dan kan er
nieuw water in. Want als dat er te lang in staat gaat het stinken, vooral met warm weer.’
Blijkbaar wordt het voor Sjaak nu toch langzamerhand tijd om op te stappen. Hij zet zijn
kopje op het aanrecht en maakt aanstalten om de deur uit te lopen. ‘Wist je dat ik me hier
ooit kapot geschrokken ben?’, vraagt hij. ‘Ik wilde het sluiswachtershuisje in, maar kreeg de
deur niet open. Samen met een collega heb ik toen geprobeerd die te forceren. We hebben
er echt flink aan gerammeld en gesjord. Toch lukte het niet, omdat er aan de binnenkant
een sleutel in het sleutelgat bleek te zitten. Toen werd aan de binnenzijde de deur opeens
met een ruk open geduwd en stond er een zwerver voor onze neus.
Die reageerde doodkalm op ons, pakte zijn tasje en liep rustig over het fietspad richting
Aarle-Rixtel. Destijds hing er nog een sleutelkastje aan de buitenkant.
Dat had hij opengebroken om de nacht op de zolder door te brengen.
Daar vonden we nog wat afval.
Tegenwoordig kan dat niet meer, want het kastje is gelukkig van het huisje verwijderd.’

Marlon Tielemans

Wat doet een sluiswachter?
Een schip kan middels de schutsluis omhoog of omlaag worden opgeschut of afgeschut.
De sluiswachter is een man of vrouw die bepaalt of er omhoog of omlaag geschut wordt en is
verantwoordelijk voor het innen van het eventuele sluisgeld (schutgeld).
Dit is het bedrag dat de schepen moeten betalen om op- of afgeschut te worden.
Het sluisgeld wordt, vanwege de administratieve rompslomp die het met zich meebrengt,
nog nauwelijks geheven.
De sluismeester ziet er in veel gevallen ook op toe dat het waterbeheer bij zijn sluis correct
geregeld wordt.
Meestal houdt dat in dat de sluismeester oplet dat de waterstand aan de bovenkant van de
sluis binnen vastgestelde waarden blijft.
Daartoe kunnen vaste doorlaten geopend of gesloten worden.
Vaak wordt het beroep uitgevoerd in combinatie met het beroep brugwachter, omdat
vele sluizen uitgevoerd zijn met een hefbrug of een andersoortige beweegbare brug.
Vrijwel alle sluizen zijn uitgerust met cameratoezicht waarmee situaties en naderende
schepen vastgesteld kunnen worden.
Op de grote sluizen is de sluismeester beroepsmatig aangesteld. Bij kleine sluizen wordt het
werk vaak gedaan door iemand die "het erbij doet". Er kan dan vaak alleen
worden geschut op bepaalde tijden van een dag.
Over het algemeen zijn de grote sluizen in Nederland in beheer van Rijkswaterstaat.

Logo

©Copyright. Alle rechten voorbehouden.

STICHTING (Velvet) SLUIS7

NO Kanaaldijk 130   5702 NW Helmond  

Kamer van Koophandel 17254009

Rabobank NL15 RABO 0110 6995 80

We hebben je toestemming nodig om de vertalingen te laden

Om de inhoud van de website te vertalen gebruiken we een externe dienstverlener, die mogelijk gegevens over je activiteiten verzamelt. Lees het privacybeleid van de dienst en accepteer dit, om de vertalingen te bekijken.